Padden

De padden zijn vaak groter en zwaarder dan kikkers, donkerder van kleur en giftig. Padden verschillen veel van kikkers, want de padden hebben een bobbelige huid, lompe lichaamsbouw en korte achterpoten waarmee ze meer mee lopen dan springen. In Nederland leven vijf soorten padden: de rugstreeppad, de vroedmeesterpad, de geelbuikvuurpad, de gewone pad en de knoflookpad. Gezonde padden kunnen 36 jaar worden. De paddentrek komt 1 keer per jaar voor. Bij de trek komen heel veel padden bij elkaar in een grote sloot waar ze hun eieren leggen. Meestal is dat de plek waar ze zelf volwassen zijn geworden. Als het kouder weer en regent komen de padden sneller dan met warmer weer. De padden trekken naar hun gebied, maar dat lukt niet zonder gevaren. De padden moeten vaak een drukke weg over, een spoor of over iets anders wat erg gevaarlijk is. Daarom gaan de padden vaak dood. De mannetjes hoeven meestal niks te doen. Zij zitten op de rug van het vrouwtje, daarom worden op sommige plaatsen emmers geplaatst. De padden vallen erin, en als er mensen komen brengen die mensen de padden veilig naar de overkant. Padden eten wormen, larven, spinnen, slakken en andere insecten. Als ze een lekker hapje zien staren ze er rustig naar en vangen hem dan met hun kleverige tong.